Liefdestrauma (symbiose-/hechtingstrauma)

“De relatie tussen moeder en kind is paradoxaal en, in zekere zin, tragisch. Het heeft de volledige liefde van de moeder nodig om het kind te helpen weg te groeien van zijn moeder om zo compleet onafhankelijk te worden.”

Erich Fromm, Duits – Amerikaans filosoof en psycholoog

We komen nu op een belangrijke en vaak onbegrepen vorm van traumatisering: trauma in de hechting tussen het kind en de ouders.

Gezonde ontwikkeling

Cruciaal voor een gezonde, autonome ontwikkeling is een vitale, symbiotische relatie met de ouders. De oorsprong is een veilige en liefdevolle relatie tussen moeder en kind. Tijdens de zwangerschap is het nog ongeboren kind direct verbonden met de moeder. Er is nog geen ontwikkelde neocortex. Het kind ervaart dan nog geen eigen identiteit. Het heeft dezelfde bloedsomloop en voeding als de moeder. Het kind is na de geboorte volledig afhankelijk van de liefdevolle verzorging van de ouders in fysiek, sociaal en emotioneel opzicht. De ouders dienen voor het kind de volgende essentiële levensbehoeften te vervullen: voeding, warmte, lichamelijk contact (vastgehouden worden), gezien worden, begrip, ondersteuning, saamhorigheid en het gevoel om welkom te zijn.

De hechting op psychisch niveau is essentieel voor groei, ontwikkeling en het vertrekpunt voor gezonde, menselijke gevoelens (liefde, hoop, angst, woede, wanhoop, verdriet, schaamte, schuld, trots, plezier). Bij de geboorte komt oxytocine (hormoon en neurotransmitter) vrij. Oxytocine helpt bij het vormen van een veilige hechting tussen ouder en kind. Oxytocine wordt ook wel ‘knuffelhormoon’ genoemd. De zogenaamde ‘spiegelneuronen’ (onderzoeker: Rizzolatti) bieden een verklaring voor ons vermogen om andere mensen aan te voelen en een band met hen op te bouwen. Spiegelneuronen zijn neuronen die actief of actiever worden wanneer je waarneemt wat iemand anders voelt, op dezelfde plek in de hersenen als bij degene die een emotie ervaart. Hechting ontstaat vanaf de conceptie en na de geboorte zijn de eerste drie levensjaren van groot belang voor de kwaliteit van relaties in ons latere leven.

afbeelding7

Via de ouders leert het kind zichzelf kennen. Gezonde ouders spiegelen de emoties van het kind en zorgen voor een gezonde ontwikkeling van de eigen identiteit. Het zelfbewustzijn (‘ik ben ik, jij bent jij’) ontstaat pas in de eerste levensjaren. De spreekwoordelijke moederliefde is cruciaal voor een gezonde ontwikkeling van de baby. Het ongeboren kind neemt voor een groot deel de psychische structuren van de moeder over. Als de moeder angstig of blij is, werkt dit direct door naar het kind. Bij de conceptie, zwangerschap en geboorte zijn de ervaringen van de moeder en het (ongeboren) kind identiek. De symbiotische behoeften van het kind zorgen voor aanpassing en het richten op het vervullen van de behoeften van de ouders. Bij een gezonde ontwikkeling krijgt het kind vervolgens ook behoefte aan autonomie. Dit betekent dat het ook leert ‘nee’ te zeggen, zich af te grenzen en zich geen rolmodellen op laat drukken, maar een eigen identiteit ontwikkelt. Dus een veilige hechting zorgt ook voor gezonde autonomie en het vertrouwen van andere mensen en relaties.

 

Liefdestrauma

Soms gaat het echter mis. Bijvoorbeeld als:

  • de moeder na de geboorte een tijdje niet aanwezig is (bijvoorbeeld doordat het kind in de couveuse ligt)
  • het kind ongewenst is (bijvoorbeeld verwekt bij verkrachting)
  • de moeder geweld, angst of intensief verdriet meemaakt tijdens de zwangerschap
  • er pogingen zijn om de zwangerschap af te breken (mislukte abortus)
  • er complicaties optreden bij de geboorte
  • de ouders getraumatiseerd of afwezig zijn (in algemene zin)

Het gevolg is een hechtings-/symbiosetrauma of liefdestrauma. Via de hechting neemt het kind het onverwerkte trauma van de moeder over. Een getraumatiseerde moeder kan het kind geen houvast, warmte en geborgenheid geven. Zij kan zich niet in het kind inleven en reageert niet liefdevol op de behoeften van het kind.

Als gevolg van een liefdestrauma ontstaan gevoelsblokkades en wordt de ontwikkeling van een gezonde, eigen identiteit belemmerd. Mensen kiezen vervangende identiteiten, bijvoorbeeld door zichzelf te identificeren met hun werk. Of ze offeren hun eigenheid op en identificeren zich volledig met anderen (‘ik = wij’ of ‘jij = ik’). Ook kunnen in extreme gevallen loskoppeling met het eigen lichaam en/of eetstoornissen ontstaan (‘mijn lichaam is ziek’).

 

De moeder

Deze (onbedoelde en onbewuste) traumatisering van het kind ontstaat doordat de moeder zelf getraumatiseerd is. Het (intieme) contact met het kind triggert haar eigen, traumatische ervaringen. Haar eigen, psychische afsplitsing zorgt ervoor dat er geen gezond contact ontstaat en dat ze op emotioneel niveau niet present is voor het kind. Het contact schrikt de moeder af. Ze dissocieert en raakt in verwarring (op onbewust niveau). Dit komt tot uiting in onrustig of teruggetrokken gedrag.

afbeelding8

Het kind

Voor het kind is de liefdevolle aanwezigheid van de moeder van levensbelang. Daarom proberen kinderen op alle mogelijke manieren contact te krijgen met hun moeder. Het kind raakt verstrikt in een dilemma tussen het zoeken naar nabijheid en liefde (die er niet is) en het veilig terugtrekken. Het zoeken naar contact kent twee mogelijke richtingen: aangepast lief en braaf gedrag of juist opstandig en boos reageren. Kernprobleem bij het terugtrekken is echter dat het kind niet zonder de moederliefde kan. Feitelijk kan het kind alleen contact krijgen met de moeder via de afsplitsing en onbewuste traumagevoelens. Dit noemen we een symbiotische verstrikking tussen moeder en kind. Het kind raakt verward, omdat het niet weet welke gevoelens echt behoren tot hem of haar en wat hoort bij de emotionele toestand van de moeder.

Kinderen die geen liefde ontvangen, raken getraumatiseerd door het liefdestrauma. Ze geven zichzelf op (psychische afsplitsing, dissociatie) om het onverdraaglijke gevoel van totale machteloosheid door het gebrek aan warmte en liefde van de moeder niet te voelen. Het gevolg is dat het kind (en ook later als volwassene) geen liefde heeft voor zichzelf. Men geeft zichzelf de schuld of maakt zich volledig ondergeschikt aan anderen (‘ik ben niets waard’). Eigen gevoelens en behoeften worden onderdrukt en ondergeschikt gemaakt aan die van de ouders. Zichtbaar in bijvoorbeeld een grote opofferingsbereidheid. De verantwoordelijkheden worden omgedraaid: het kind voelt zich verantwoordelijk voor het welbevinden van de ouders in plaats van andersom.

Ook voor ouders kan het confronterend zijn om te beseffen dat ze niet goed in staat zijn gebleken om hun kinderen de noodzakelijke, emotionele aandacht en liefde te geven. Ondersteunend in het proces van herstel zijn compassie en mededogen, zowel met de ouders zelf als met het kind. Als de moeder psychisch niet beschikbaar is voor het kind, kan de vader een belangrijke, levensreddende rol spelen als vervanger voor de moeder. Ook een gezonde, liefdevolle relatie tussen de vader en de moeder is belangrijk voor de ontwikkeling van het kind.

Bij de geboorte van een kind verandert ook de rol van de man. Vaders krijgen minder aandacht van hun partner en kunnen jaloers worden op hun eigen kind. Daardoor kunnen ze hun aandacht verleggen naar andere dingen (werk, hobby’s). De moeder kan hierover kritiek uiten met als gevolg dat de vader zich nog verder terugtrekt.

Kenmerken van traumadelen bij een liefdestrauma zijn: diepe gevoelens van verlatenheid, doodsangst, opgekropte woede, onderdrukt verdriet, een groot verlangen naar liefde en extreem terugtrekken. Veelvoorkomende overlevingsstrategieën bij een liefdestrauma zijn: ontkenning van de traumagevoelens (‘met mij is niets aan de hand’), idealisering van de ouders, identificatie of versmelting met de overlevingsstrategieën van de ouders en het aanhoudend vechten om contact met de ouders.