Vroegkinderlijk trauma (bindingssysteemtrauma)

“You live through that little piece of time that is yours, but that piece of time is not only your own life. It is the summing up of all the other lives that are simultaneous with yours …. What you are is an expression of History.”

Robert Penn Warren, World Enough and Time

“Het leven kan achterwaarts worden begrepen, maar dient voorwaarts te worden geleefd.”

Sören Kierkegaard

Het liefdestrauma bij het kind treedt op als de moeder getraumatiseerd is. De traumatisering van de moeder kan op haar beurt plaatsgevonden hebben door het gebrek aan gezonde liefde door haar ouders. De psychisch afgesplitste traumagevoelens en -ervaringen van de voorgaande generaties worden aldus via de moeder doorgegeven aan het kind. We spreken dan van een bindingssysteemtrauma. Dus de eerdere traumaervaringen en -gevoelens worden (van generatie op generatie) doorgegeven. Een persoon kan dan angsten en gevoelens ervaren die niet passen bij de actuele situatie, maar ontstaan door triggering van overgedragen traumaervaringen en -gevoelens van voorouders. Iemand ervaart dan gevoelens die niet van hem of haar zijn, maar overgedragen zijn vanuit trauma’s van andere generaties. Dit kan leiden tot ernstige verwarring. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ook (heftige) emoties via ons DNA naar volgende generaties kunnen worden doorgegeven. Een vroegkinderlijk trauma is voor een kind de vermenging van een existentieel trauma en liefdestrauma.

Trauma’s spelen ook een onbewuste rol bij de partnerkeuze. We vinden mensen die net als wij getraumatiseerd zijn aantrekkelijk, omdat we een verbondenheid ervaren op onbewust, psychisch niveau, we voelen elkaar beter aan. Het gevolg later voor kinderen is dat vaak beide ouders getraumatiseerd zijn. De vader is dan soms ook niet goed in staat om de psychologische behoeften van het kind tegemoet te komen. Het kind kan zich juist tot de vader richten als de moeder in emotioneel opzicht niet bereikbaar is.

Ernstige, psychiatrische symptomen (schizofrenie, psychoses) vinden hun oorsprong in onverwerkte en onderdrukte trauma’s uit het familiesysteem. De oorspronkelijke gebeurtenissen (zoals incest, onopgehelderde sterfgevallen en moorden) zijn wegens het ingrijpende karakter een kwelling voor het geweten en de eer van de familie en zijn tot taboe gemaakt. Op psychisch niveau werkt het echter door naar volgende generaties. Iemand kan twee generaties later ernstig ‘verward’ raken.

Een kind kan al getraumatiseerd zijn in het prenatale stadium. Ook de geboorte zelf is een potentieel traumatische gebeurtenis (hulpeloosheid, doodsbedreiging) voor moeder en kind. Een (mislukte) poging tot abortus is bijvoorbeeld voor een ongeboren kind een traumatische (levensbedreigende) gebeurtenis die leidt tot psychische afsplitsing.

Op latere leeftijd kan dit leiden tot ernstige klachten, zoals angststoornissen, paniekaanvallen, sociale angsten et cetera. Nagelbijten, brandend maagzuur en nerveuze oogbewegingen kunnen symptomen zijn van geweldervaringen in de vroege kindertijd. Het lijkt erop dat hoe eerder (prenataal, geboorte, eerste levensjaren) de trauma’s zijn opgelopen, hoe groter de impact en hoe intensiever de benodigde therapie is. Mensen met een vroegkinderlijk trauma kunnen dus al bij de geboorte op psychisch niveau zijn opgedeeld en afgesplitst. In de rest van het leven zal het overlevingsdeel frequent de regie overnemen. Het gevolg is een bestaan dat gekenmerkt wordt door veel stress, aanpassing en doorzettingsvermogen. Mensen met een vroegkinderlijk trauma hebben vaak weinig vertrouwen in anderen, weinig levenslust en een zwak ontwikkelde eigen identiteit. Het vermoeden bestaat dat kunstmatige bevruchting negatieve gevolgen heeft voor een veilige hechting en daarmee potentieel traumatiserend is voor het kind.

afbeelding9_2

Kinderen met problemen

Franz Ruppert is van mening dat het ‘problematische’ gedrag van kinderen een gevolg is van de stress en problemen van de ouders. Daarom is het in het herstel ook beter om de ouders te begeleiden, dan het kind als ‘probleem’ te betitelen. Kinderen geven de symptomen weer, maar zijn niet de kern van het probleem. Zolang kinderen nog thuis wonen is het aan te bevelen dat de ouders werken aan hun eigen trauma’s. Hierdoor zullen ouders merken dat ze een beter contact krijgen met hun kinderen en dat de kinderen een eigen, gezonde autonomie ontwikkelen.

Als de moeder bijvoorbeeld angstig is, kan een kind hyperactief gedrag vertonen. Kinderen die somber zijn, kunnen door de symbiotische verstrikking last hebben van de overgedragen en onverwerkte rouw van de moeder en mogelijk van andere voorouders. Angstige kinderen weerspiegelen met hun angst de onderdrukte angsten en zorgen van de ouders. Veel problemen in de pubertijd, zoals depressies, anorexia, boulimia, automutilatie (zelfbeschadiging) en suïcidaal gedrag zijn weerspiegelingen van onverwerkte en onderdrukte traumatische ervaringen van het verleden van ouders en voorouders. Het oplossen van de vroege (pre-, peri- en postnatale) trauma’s door de ouders zorgt voor een beter contact, waarin de behoeften van het kind aan verbinding (symbiose) en afstand (autonomie) op een veilige en gezonde manier tot stand komt.